In Zo speel ik viool Deel 3 staat de Gavotte van Arcangelo Corelli. Corelli was een Italiaanse componist uit het tijdperk van de Barok. Hij werd geboren in 1653.
Basso continuo
Hieronder zie je de bladmuziek van dit stuk. Het is met de hand geschreven. Gelukkig wel heel netjes!
Kijk eens naar de muzieksleutels. Je ziet in regel 1 en 3 een vioolsleutel en in regel 2 en 4 een bassleutel. Er zijn dus twee partijen: een hoge partij voor de viool en een baspartij.
Wanneer je naar een opname gaat luisteren, zul je merken dat dit stuk meestal gespeeld wordt door drie instrumenten: een viool, een cello en een klavecimbel.
Dat komt omdat de onderste partij geen gewone partij is, maar een basso continuo.
Zo’n basso continuo-partij is typisch voor Barokmuziek. De uitgeschreven noten worden gespeeld door een laag melodie-instrument, zoals een cello of een fagot. Een akkoordinstrument, bijvoorbeeld een klavecimbel of een luit, speelt de akkoorden erbij.
Wanneer er niets bij een noot staat, moet de klavecinist gewoon het meest logische akkoord spelen. In dit stuk is dat bijvoorbeeld vaak de drieklank F-A-C.
Als de componist wilde dat er een ander akkoord gespeeld werd, gaf hij dat aan met cijfers boven de noten. Daarom wordt zo’n partij ook wel een becijferde bas genoemd. Als je goed kijkt zie je in dit stuk ook cijfers boven de basnoten staan.
Improviseren
De klavecinist wist dus wel welke akkoorden hij moest spelen, maar omdat de noten niet allemaal waren opgeschreven had hij veel ruimte om te verzinnen welke noten hij wilde spelen. Hij kon dus improviseren.
Sonates en triosonates
De Gavotte is het vierde deel van een sonate. Als je dit stuk wilt horen, kun je bijvoorbeeld naar Youtube gaan en zoeken naar Corelli op. 5 nr 10.
Corelli heeft ook veel triosonates geschreven. Dat zijn stukken voor twee violen en basso continuo. Trio betekent drie, maar je kunt al raden dat deze sonates meestal door vier mensen worden gespeeld!
Amati, Stradivarius, Guarneri
Corelli werd bewonderd omdat hij zo mooi voor viool kon schrijven. In de tijd vóór Corelli was het meestal niet zo belangrijk op welk instrument een muziekstuk werd uitgevoerd. Corelli was zelf een hele goede violist en hij gebruikte in zijn composities allemaal technieken die juist op een viool heel mooi klonken, zoals dubbelgrepen, snelle loopjes en snaarwisselingen. Het is ook geen toeval dat in de tijd van Corelli de beroemde vioolbouwers Amati, Stradivarius en Guarneri hun violen bouwden. Deze mooie instrumenten vróegen als het ware om nieuwe muziek, waarin alle mogelijkheden van de viool aan bod kwamen.
Wil je een voorbeeld van zo’n echt ‘vioolstuk’ van Corelli horen? Luister dan eens naar Sonata no. 12 op. 5, la Follia.